Kaag: Belastingdienst gaat handhaven op registratieplicht UBO-register

DEN HAAG - De Belastingdienst gaat beginnen met het handhaven bij bedrijven en instellingen die nog niet hebben voldaan aan de registratieplicht in het UBO-register. Dit kondigt minister Kaag van Financiën aan. Op de uiterlijke inschrijfdatum van 27 maart had nog maar zo’n 52% van alle juridische entiteiten aan de registratieplicht voldaan. Met name stichtingen en verenigingen blijven achter.

Dat schrijft de minister in een Kamerbrief waarin ze een uitgebreide stand van zaken geeft over de invoering van het UBO-register. Het niet voldoen aan de registratieplicht in het UBO-register betekent een overtreding van de Handelsregisterwet en is daarnaast een delict onder de Wet op de economische delicten. Dat betekent dat verschillende sancties opgelegd kunnen worden, waaronder een bestuurlijke boete, een last onder dwangsom, en in zeer uitzonderlijke gevallen een gevangenisstraf.

De prognose is dat circa 52% van alle juridische entiteiten uiterlijk 27 maart de UBO’s heeft geregistreerd, schrijft Kaag. Daarbij geldt dat na deze datum nog een inventarisatie is gedaan van opgaven die via het schriftelijke kanaal zijn binnengekomen. Met inbegrip van deze schriftelijke opgaven en de opgaven na 27 maart komt de totale werkvoorraad per 1 april op ongeveer 400.000. De verwachting is dat met inbegrip hiervan het registratiepercentage op zal lopen tot 59%. Daarnaast zag de KVK in de dagen na 27 maart nog steeds opgaven binnenkomen. De verwachting is dat het aantal registraties nog verder op zal lopen.

Bezien naar type entiteit hebben besloten vennootschappen en naamloze vennootschappen relatief veel opgaven gedaan met respectievelijk ca. 38% en 33%, terwijl opgaven bij stichtingen en verenigingen met respectievelijk ca. 19% en ca. 17% achterblijven. Daar tussenin zitten bijvoorbeeld de vennootschappen onder firma (ca. 25%), maatschappen (ca. 31%) en coöperaties (ca. 24%). Deze percentages zijn bij benadering en exclusief bovengenoemde werkvoorraad. Dat betekent dat pas na verwerking van de werkvoorraad en afname van de huidige piek beter zicht is op de daadwerkelijke registratiegraad per type entiteit. Zodra dit beeld scherper is zullen gerichte maatregelen worden uitgewerkt om de registratiegraad te verhogen bij die entiteiten waar de registratie achterblijft. Bijvoorbeeld door gerichte communicatie of ondersteuning.

Het aantal juridische entiteiten dat niet aan de registratieplicht heeft voldaan heeft gevolgen voor de handhaving. In de uitvoeringstoets bij het wetsvoorstel met betrekking tot het UBO-register is ervan uitgegaan dat 20 FTE incidenteel nodig zouden zijn voor een periode van 5 á 6 jaar, en 6 FTE structureel. Hierbij is op basis van ervaringscijfers geraamd dat circa 120.000 juridische entiteiten over een periode van vijf jaar niet aan de opgaveplicht zouden voldoen. Naar verwachting zijn dat er op dit moment tussen de 700.000 en 800.000.

Dit betekent dat keuzes moeten worden gemaakt in de handhaving. In dit kader zal de handhaving zoveel mogelijk risicogebaseerd worden ingericht. Dit betekent praktisch dat binnen de beschikbare capaciteit voorrang zal worden gegeven aan handhaving op die juridische entiteiten waar de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme het hoogst zijn. Ten aanzien van deze groep met verhoogd risico heeft handhaving de meeste meerwaarde vanuit het oogmerk van transparantie. Dat neemt niet weg dat de overige registratieplichtige juridische entiteiten eveneens wettelijk gehouden zijn opgave te doen. Deze zijn niet vrijgesteld van handhaving en op deze juridische entiteiten zal steekproefsgewijs gehandhaafd worden. Daarnaast blijven zij ook aangespoord worden alsnog opgave te doen.

Bekijk de volledige Kamerbrief hier

 

Bron: Rijksoverheid

Laatste nieuws